Labyrint-Ana[01]
— J. Chr. de Vries
Die opgeblazen klootzak van een Ari Nete! Wat heb ik ooit in hem gezien?! Ik zit op een stenen bank in iets wat lijkt op een langgerekte kelder. Het plafond is laag, er hangen enkele toortsen op een meter of tien afstand van elkaar, beurtelings aan een van beide zijden. Ik zie verderop een tafel, nog een bank en een drietal houten kisten. Ik loop er naartoe om ze te openen. Twee van de kisten zitten op slot, ik zie niets waarmee ik ze zou kunnen openbreken. De derde kist heeft geen slot, er ligt een lang koord in. Dat zou een nuttig hulpmiddel kunnen zijn, wie weet wat ik allemaal nog tegenkom, maar het blijkt veel te zwaar; die kan ik onmogelijk met mij meezeulen.
Ik zit weer op de bank na te denken welke kant ik zal opgaan, er zijn twee opties, links of rechts. Ik houd mijn adem in en luister. Het is doodstil, zowel aan het linker- als aan de rechtereinde van de gang.
Wat zou Ari nu doen, waar is hij? Wil ik dat echt weten? Een beetje wel, geef ik mijzelf toe. Misschien was het beter geweest als we samen waren opgetrokken, samen zie je meer, hoor je meer, en ben je dus sterker.
Ik zit vermoedelijk ergens in de onderste regionen van het Labyrint. Dat is waar de kelders zich normaliter bevinden. Het is van belang om in penibele situaties kalmte te bewaren en rationeel te blijven! Ik ben een lange trap afgedaald, maar ik heb geen idee of er nog meer trappen zijn, die nog verder omlaag leiden. Ik sta op en neem een besluit.

