Labyrint-Ana[02b]
— J. Chr. de Vries
Aan het einde van de gang kom ik bij een splitsing, aan de linkerkant doemt een trap op die omlaag voert, aan de rechterkant een trap die verder omhoog leidt. Was ik van die rechter trap gekomen, vraag ik mij heel even af, maar ik verwerp die gedachte onmiddellijk, anders had ik mij dat wel herinnerd. Ik meen dat ik de kelder via de andere kant van de gang heb bereikt, maar helemaal zeker ben ik daar niet van. Nochtans lijkt het toch of er maar twee mogelijkheden zijn, of heb ik een andere doorgang of ingang over het hoofd gezien? En hoe nu verder?
Welke trap zou Ari kiezen? Hij heeft toen we uit elkaar gingen een trap omhoog genomen. Koos ik daarom voor de trap omlaag? Hij denkt altijd in logische structuren, nooit een speld tussen te krijgen, eenrichtingsverkeer. Hij lijkt soms wel een robot. Blieb, blieb, ik ga omhoog, leve de weg naar de Hemel! Wacht, dat is niet waar, dat zou hij nooit zeggen, Ari doet niet aan de hemel, daarvan zegt hij om de haverklap dat die hem erger lijkt dan de Hel, want in de Hemel is geen pijn, en dus geen gevoel. Dan kun je beter de Hel induiken. En dan volgt natuurlijk weer die vraag naar waar de pijn begint, een streling, een stevige handdruk, een beet in de schouder, in een tepel, tijdens het vrijen — waar begint de pijn die de grens van het genot overschrijdt, en dan volgt uiteraard die uitgemolken metafoor met het Franse woord voor orgasme: la petite mort. Ari en ons liefdesleven, dat is inderdaad de Hel. Trap omlaag dus?
Waarom wil ik weten wat hij denkt? Ik kan toch zelf denken! Ik loop een stukje de trap af die omlaag leidt, tot het eerste plateau, waar de trap in omgekeerde richting verder naar beneden gaat. Ik zie alleen een vaag licht, dat van ergens ver weg in de krochten van het Labyrint lijkt te komen. Die kelder is dus alles behalve de onderste laag van het Labyrint. Ik luister of ik geluid van beneden hoor, maar ik hoor niets, dus ik loop weer naarboven. Daar probeer ik de andere trap, zelfde recept maar dan omhoog uiteraard. Op het eerste plateau zie ik dat de trap ook hier van richting verandert, en verder omhoog gaat. Ik wacht even om ook hier te kijken of er iets van geluid van daarboven waarneembaar is. Maar ik hoor niets. Ik haal mijn schouders op en daal de trap weer af.
Als ik weer bij het uitgangspunt sta, vraag ik mij af of ik wel een strategie heb. Ari heeft altijd een strategie tot zijn beschikking. En ook meerdere tactieken. Die twee zijn niet hetzelfde! probeerde hij mij diverse malen vergeefs uit te leggen. Vermoeiend! Ik voel in mijn zakken, en vind zowaar een muntstuk. Kop of munt! Waarom zou het komen tot een beslissing via het toeval van een lagere orde zijn dan via een logische afweging? Met alleen logica komen we er niet in het leven! heb ik hem al diverse malen, vergeefs, proberen uit te leggen. Ik gooi de munt omhoog en hoor hem op de stenen vloer rinkelend wegrollen. Ik vloek, want ik kan hem niet meer vinden. Dan maar op eigen kracht.


