Labyrint-Ana[05o]

Labyrint-Ana[05o]

J. Chr. de Vries

Dit wordt een idiote zet, wat bezielt me? Maar beide opties zijn krankjorum, ik kan de risico’s met geen mogelijkheid tegen elkaar afmeten, niets doen is geen optie, en helemaal teruggaan is voor mietjes. Zonder risico’s kom ik sowieso nergens. Moedig voorwaarts!

Ik loop door de gang terug naar de ruimte waarin de hal van het radioactieve materiaal zich bevindt. Nu ik weet dat er hier andere wezens rondlopen, ben ik extra op mijn hoede; voordat ik vanuit de gang de ruimte binnenloop, kijk ik eerst om de hoek of de kust veilig is. Er is niemand te zien, noch te horen. Ik loop naar de kleine hal met de deur van de radioactieve ruimte, en ik kijk ook hier eerst voorzichtig om de hoek, voordat ik verder ga. Daar valt mij meteen op dat een van de vitrines waar zich de beschermpakken bevinden leeg is. Was dit de vorige keer toen ik hier was ook al het geval? Ik meen van niet, maar ik ben er niet zeker van. Ik loop naar de lege vitrine om te kijken of ik die kan openenen. Dat lukt zonder problemen. Ook het toegansdeurtje van een volle vitrine blijkt niet afgelsoten te zijn. Ik loop langs de vitrines om te kijken of ik een pak zie dat min of meer mijn maat heeft, maar tot mijn verbazing zien ze er allemaal even groot uit.

Opeens hoor ik een geluid bij de toegangsdeur naar de radioactieve ruimte, de deurhendel beweegt, hij wordt van binnenuit geopend. Natuurlijk, daarom is die ene vitrine leeg! Ik ren de hal uit, om een plek te vinden waar ik mij kan verstoppen.

In de grote ruimte staan dozen, kasten, tafels en stoelen, en tegen een van de wanden een drietal heftrucks. Ik verstop mij achter een van de trucks. Vandaar die egale vloer in die gang. Een voor dit moment irrelevante constatering, maar in tijden van gevaar heb je kennelijk geen volledige controle over je denkpatronen. Vanaf mij schuilplaats kan ik de hal inkijken. De deur gaat langzaam open en een persoon in een beschermpak stapt door de deur de hal in. Nadat hij de deur zorgvuldig heeft afgesloten loopt hij naar de lege vitrine en doet zijn pak uit. Gelukkig staat hij met zijn rug naar mij toe. Als de man zijn pak uit heeft gedaan en zich omdraait weet ik met moeite een kreet van verbijstering te onderdrukken, de man is geen mens, maar een soort robot. Als ik van mijn schrik ben bekomen dringt de volgende vraag zich op: waarom heeft een robot een pak nodig dat hem tegen radioactieve straling beschermt? Ik ben verbaasd over mijn eigen scherpzinnigheid. Ik heb geen tijd om over een adequaat antwoord na te denken, want de man loopt nu de hal uit, in mijn richting. Ik duik diep weg achter de heftruck, en probeer tussen de wielen onder de truck door te kijken om te zien waar hij heengaat. Ik voel mijn hart als een bezetene te keer gaan. De benen van de robot komen mijn kant op, en net als ik mij wil verplaatsen, maakt hij een draai naar links, en loopt naar de ‘gele gang’. Ik slaak een zucht van verlichting, en ga dan met mijn rug tegen de truck zitten. Even bijkomen!

Ik vraag mij af of het nog zin heeft die radioactieve ruimte in te gaan. Als een robot al een beschermpak nodig heeft, wat heb ik dan nodig? Ik heb in ieder geval iets ontdekt: er zijn robots in het Labyrint. Dat klopt dus met wat ik in die ruimte met de cilinder heb gezien. De persoon die ik daar zag was inderdaad geen mens. Goed, robots, waarom niet? Niets verbaast mij meer in dit idiote Labyrint. Maar staan die bots onder controle van mensen? Wat zijn dat voor lieden? Waarom ben ik hier? Ik sta intussen op, ik ga de ‘gele gang’ weer door.

“Aha! Hier zit je!” Ari’s stem klinkt vlak achter mij. Totaal verrast wil ik mij omdraaien, maar een hand omklemt opeens mijn nek en houdt mij in een ijzeren greep, ik kan geen vin meer verroeren. Ik wil ‘Ari, wat doe je nou?!’ roepen, maar ik krijg te weinig lucht, ik kan alleen naar adem happen, maar ik kan geen woord uitbrengen. Ik zie sterretjes voor mij ogen verschijnen, ik word duizelig en draaierig, dan voel ik mij langzaam wegzakken in een zwart gat.

Ik word wakker in een ijzeren kooi die afgesloten is met tralies. De kooi bevindt zich in een grote, hoge ruimte, met uitzicht op een reeks andere kooien. Er is nergens een teken van leven te zien, zelfs niet van een kunstmatig robotleven. Ik lig op een hard bed, met mijn hoofd op een hard kussen en een kunststof dekbed half over mij heen. Naast het bed staat een vierkante metalen tafel met één kunststof stoel ernaast. In de hoek een wastafel met toilet.

Cel