Labyrint-Ana[05p]

Labyrint-Ana[05p]

J. Chr. de Vries

Dit wordt een idiote zet, wat bezielt me? Maar beide opties zijn krankjorum, ik kan de risico’s met geen mogelijkheid tegen elkaar afmeten, niets doen is geen optie, en helemaal teruggaan is voor mietjes. Zonder risico’s kom ik sowieso nergens. Moedig voorwaarts!

Ik loop naar de trap die naar beneden leidt, naar de begane grond van de ruimte met de cilinder. Ik kijk eerst of ik die ene figuur nog zie, maar de zaal ziet er verlaten uit. Ik hoor diverse ruis, brom en pompachtige geluiden, de futuristische apparaten aan het werk. Waarvoor is onduidelijk. Ik daal behoedzaam om mij heenkijkend de trap af, en even later sta ik naast een apparaat dat een brommend geluid maakt. Dan loop ik als betoverd naar de gigantische cilinder, het apparaat heeft iets bedwelmends, om de een of andere reden lijkt het aan mij te trekken. Als ik stop, dan lukt dat prima, maar als ik van richting wil veranderen dan trekt er iets aan mij, alsof er sprake is van een of andere magnetisme. Zou dat ding gevaarlijk zijn? Radioactief? Ik draag geen bescherming, maar die figuur die ik zag lopen evenmin. Dan krijg ik een benauwende gedachte, wat als die figuur inderdaad geen mens is, maar een soort androïde? Die heeft natuurlijk geen bescherming nodig tegen radioactieve straling, tenminste, dat lijkt mij. Ik probeer terug te lopen, dat gaat maar zeer moeizaam.

Stap voor stap schuifel ik weg van de cilinder, ik probeer achter een ander apparaat te komen. Dat lukt, zij het moeizaam. Ik laat mij op de vloer zakken, en voel minder trekkracht van de cilinder, dit apparaat werkt als een buffer.

Ik moet hier zo snel mogelijk weg, en in de ruimte bij die radioactieve deur zien te komen, om daar zo’n beschermpak zien te bemachtigen, dan kan ik altijd weer terug naar deze cilinder, in de hoop dat het pak mij daar voldoende tegen beschermt. Ik probeer maar niet verder na te denken of ik al onherstelbare schade heb opgelopen. Ik verzamel al mijn krachten, om de weg terug naar de trap weer af te kunnen leggen. Ik wil net overeind komen, als ik iets hoor. Voorzichtig kijk ik om de hoek van het apparaat, maar ik zie nergens iemand. Dan sta ik behoedzaam op.

“Aha! Hier zit je!” Ari’s stem klinkt vlak achter mij. Totaal verrast wil ik mij omdraaien, maar een hand omklemt opeens mijn nek en houdt mij in een ijzeren greep, ik kan geen vin meer verroeren. Ik wil ‘Ari, wat doe je nou?!’ roepen, maar ik krijg te weinig lucht, ik kan alleen naar adem happen, maar ik kan geen woord uitbrengen. Ik zie sterretjes voor mij ogen verschijnen, ik word duizelig en draaierig, dan voel ik mij langzaam wegzakken in een zwart gat.

Ik word wakker in een ijzeren kooi die afgesloten is met tralies. De kooi bevindt zich in een grote, hoge ruimte, met uitzicht op een reeks andere kooien. Er is nergens een teken van leven te zien, zelfs niet van een kunstmatig robotleven. Ik lig op een hard bed, met mijn hoofd op een hard kussen en een kunststof dekbed half over mij heen. Naast het bed staat een vierkante metalen tafel met één kunststof stoel ernaast. In de hoek een wastafel met toilet.

Cel