Labyrint-Ana[06d]
— J. Chr. de Vries
Ik loop de zaal van de Kathedraal rond, en zoek of ik tekenen van leven vind. Hier en daar liggen wat boeken, geschreven in een taal die ik niet herken. Ik vermoed dat het religieuze geschriften zijn, de vorm van de teksten bestaat uit verzen. Misschien zijn het wel gezangen. In de uiterste hoek van de zaal vind ik een deur, die, wanneer ik hem open, leidt tot een trap die naar beneden leidt. Dus hieronder bevindt zich dus nog een zaal, of vertrek.
Wanneer ik de trap afloop, kom ik inderdaad nogmaals in een zaal. Hier is beduidend minder licht, alleen via een reeks smalle vensters onder het plafond valt er wat licht binnen. Ook deze zaal loop ik in de rondte, en hier vind ik aan het andere einde wederom een deur die naar een trap leidt, eveneens omlaag. Hoeveel trappen gaan er nog komen?
Andermaal loop ik een trap af, en weer kom ik in een donkere ruimte, die alleen verlicht wordt met enkele fakkels die aan de muren hangen. Aan het einde van de ruimte zie ik een vaag, geel schijnsel uit een gang komen. In de verte hoor ik het gezang van mannen. Het klinkt gedempt, vermoedelijk omdat het vanuit een andere, naburige ruimte komt.
Aarzelend loop ik de gang door, die uitkomt op een deur. Ik hoor nu duidelijk het zingen van een koor van mannen, vanachter de deur. Heel voorzichtig open ik de deur op een kier, en ik zie een groepje priesters in donkere gewaden met kappen om hun hoofd, rond een standaard met een boek. Ik sluit de deur voorzichtig. Naar binnen, of teruggaan?

