Labyrint-Ana[06m]
— J. Chr. de Vries
Het lijkt wel of ik in zeven sloten tegelijk ben gelopen, ik heb ernstige duizelingen in mijn hoofd, hoofdpijn, pijn in mijn nek, dorst, en ik herinner mij nauwelijks nog iets, behalve dan, toen ik wakker werd in deze sinistere cel, de nachtmerrie waarin Ari mij op een lelijke manier te grazen heeft genomen. Dat moet wel een nachtmerrie geweest zijn, het kan niet echt gebeurd zijn. Maar ik twijfel. Zijn stem klonk zo levensecht. Aan de andere kant, dit kan gebeuren in een droom, lucide dromen noemen ze dat. Droom ik soms nog steeds, dat ik woon in een cel, een cel die zich bevindt in een raadselachtig, eindeloos labyrint, een droom waaruit ik maar niet ontwaken kan? Is dat eigenlijk wel mogelijk, een voortdurend doorgaande droom? Of ben ik gedrogeerd door iemand, waardoor ik mij in een continue slaaptoestand bevind. Door wie dan? Door Ari?
Het vreemde is bovendien dat ik droomde dat ik Ari was. Het ging maar door, de ene route door het Labyrint na de andere, alsof ik er zelf bij was, maar ik was het niet, die ‘ik’ was op een mysterieuze manier Ari. Zoiets kan natuurlijk gebeuren in een droom, en is niet alles wat ik nu meemaak alsof het zich in een droom afspeelt? Of toch het gevolg van een drogering? Die mogelijkheid moet ik niet uitsluiten. Maar kan ik hier achter komen, gevangen als ik hier zit in een cel? Ik kan geen kant op, zonder contact vrees ik dat ik hier helemaal kierewiet kan gaan worden. Ook dat is een mogelijkheid, dat ik hier mijn verstand verlies, zo dit al niet gebeurd is.
Oké. Ik zit alleen in een cel. Zonder enig contact. Hoe kan ik vaststellen dat ik al dan niet aan het dromen ben? Waarom droom ik over Ari, wie is die Ari voor mij? Wat is onze relatie, als er al een relatie is — of was. Nog een vraag schiet door mijn hoofd: kun je dromen ondanks het feit dat je geheugen niet meer goed functioneert? We herinneren ons onze dromen niet altijd, vaker niet dan wel, en als we ze herinneren, dan altijd imcompleet en vermoedelijk vervormd. Maar, in ieder geval lucide, dromen herinneren we ons wel. Die schijnen kraakhelder. Het verband tussen ons reële geheugen en het gedroomde geheugen is mij onduidelijk. Wat zien mensen die vanaf hun geboorte blind zijn in hun dromen? Zien ze überhaupt iets, of alleen kleurschakeringen, ze missen het geheugen van concrete beelden. Ik moet stoppen met dit oeverloze gepeins.
Ik ga rechtop in het bed zitten, en sla het dekbed om mij heen, het is hier kil. Ik pijnig mijn hersens in een poging mij iets te herinneren van hoe ik hier terecht ben gekomen. Vaag dringen er zich enkele beelden op, beelden van een merkwaardige, enorme hal, waarin een gigantische cylinder stond die een intens geel licht uitstraalde; en van een zware gele deur. Het zijn vage flarden, die afgewisseld worden met momenten van totale duisternis. Mijn hoofd klopt als een bezetene.
Ik sta op, en moet mij stevig vasthouden aan de tafel, ik wankel op mijn benen. Ik moet iets drinken, op de wastafel staat een stenen beker. Ik vul de beker en negeer de gedachte dat het kraanwater giftig zou kunnen zijn.
Nadat ik weer in mijn dekbed gewikkeld op het bed zit, de beker met water in mijn beide handen geklemd, concentreer ik mij op mijn ademhaling, ik moet de paniek die ik voel de kop in drukken. Proberen helder te worden, en meer beelden terug te vinden. Niet haasten! Ademen. Een rustige, langgerekte inademing, even vasthouden, en rustig uitademen. Nergens aan denken, behalve aan mijn ademhaling. Na een tijdje, ik heb geen idee hoelang ik op het bed gezeten heb, ga ik weer liggen.
Ik word wakker, ik ben kennelijk in slaap gevallen. Ben ik nu echt wakker, of droom ik dat ik wakker ben? Hoe kun je dat weten? Ik knijp in in mijn arm. Alsof dat helpt! Je kunt toch dromen dat je in je arm knijpt en voelen dat je dat doet. Je kunt ook dromen van een lekkere vrijpartij en een levensecht orgasme ervaren. Tijdens het dromen merk je niet dat er iets niet klopt, dat Ari bijvoorbeeld opeens veranderd is in een androïde, zoiets merk je pas als je weer wakker bent, en denkt, daar klopte iets totaal niet. Ik ga weer rechtop zitten.
Androïde! Ik herinner mij opeens een nieuw beeld, een robot — of heet dat een adroïde? — op een vorkheftruck. Het had te maken met die cilinder. Dat weet ik zeker. Heb ik die robot echt gezien? Kun je dromen dat je vaststelt dat er iets niet klopt? Of moet je daar wakker voor zijn? Als dat niet nodig is, kun je nooit weten of je droomt of wakker bent. Wat zie ik over het hoofd? Er moet toch een manier zijn om dat te weten?
Ik hoor Ari’s stem weer, ergens vaag, ver weg, ik heb hem niet goed verstaan. Langzaam dringt het besef tot mij door dat ik weer in slaap was gevallen. Het kloppen in mijn hoofd is iets afgezwakt, maar de nekpijn is eerder ergers dan minder. Ik probeer mij te herinneren wat ik net gedroomd heb, maar zelfs daar laat mijn geheugen mij in de steek. Ik blijf nog even liggen met mijn ogen dicht, en concentreer mij weer op mijn ademhaling. Na een minuut of twintig open ik mijn ogen en ga rechtop in bed zitten. Mijn oog valt op een vel papier dat bij de tralies op de grond ligt. Als ik mijn ogen sluit en daarna weer open ligt het er nog steeds. Het zal dus wel echt zijn. Langzaam stap ik uit bed en loop naar de tralies om het papier op te rapen.
De tekst op het veel papier is van een surrealistische alledaagsheid: of ik wel of niet vegetarisch wil eten. Ik zit op een stoel aan de tafel, en ik moet een van de beide vakjes aankruisen: vegetarisch of vlees/vis. Het goede nieuws is dat ik te eten ga krijgen. Nog beter nieuws is dat ik dan kennelijk niet (meer) droom. Het knorren van mijn maag klinkt heel erg wakker. Ik weet met veel moeite de vraag van mij af te zetten of dat toch niet ook mogelijk is in een droom. Eten is primair, en mijn lichaam articuleert de behoefte eraan op ondubbelzinnige wijze.
Vegetarisch of niet? Het maakt mij niet uit. Vegetarisch is minder snel bedorven, maar een sappige biefstuk zou er best ingaan.

