Labyrint-Ana[09a]

Labyrint-Ana[09a]

J. Chr. de Vries

De discussie over de sleutels was nog een tijdje doorgegaan. De sarcastische man wilde weten van mijn moeder waarom ze die verboden ruimtes nu opeens wel wilde openen. Hij was duidelijk kwaad dat ze die sleutels al die tijd achter had gehouden, hij vond haar gedrag incosistent. Mijn moeder maakte er zich in mijn opvatting wat al te gemakkelijk van af met een dooddoener: ‘Voortschrijdend inzicht.’ Een van de andere vrouwen schoot haar te hulp, en zei dat de situatie nu anders was dan tot voor kort. ‘We moeten ons beter kunnen beschermen tegen mogelijke gevaren, zeker als we het Labyrint verder willen verkennen.’ Uiteindelijk werd iedereen het eens, we kunnen ons niet in deze ruïne blijven verstoppen, het wordt steeds moeilijker om aan voorraden te komen, we hebben geen keuze. Besloten werd dat mijn moeder, de oudere man en ik de verboden ruimtes zouden gaan onderzoeken.

De grote metalen deur gaat verbazingwekkend soepel open, een licht geknars is het enige wat de lange tijd verraad dat de deur gesloten is geweest. Achter de deur verschijnt een lange, donkere gang, waarop aan beide kanten diverse deuren uitkomen. Het zwakke licht in de gang komt van enkele neonbuizen die toen de deur geopend werd flikkerend aanflitsen. Sommige buizen nemen wat meer tijd dan andere, maar uiteindelijk branden ze allemaal, op eentje na. We lopen naar de eerste deur. De ruimtes zijn genummerd, van 1 tot 11. Aan de bos met sleutels die mijn moeder bij zich draagt zitten, behalve de sleutel van de deur die toegang geeft tot de gang, ook die elf andere sleutels. Ruimte nr. 1 bevat alleen meubels, klaptafels en klapstoelen.

Een voor een openen we alle ruimtes, we ontdekken stapelbedden, rekken, voedselblikken die ver over de houdbaarheidsdatum zijn, vergane lakens en dekens, en nog veel meer dat voor ons geen waarde heeft. In ruimte nr. 6 vinden we iets wat wel interessant is: dozen vol met kaarsen en gaslampen. In ruimte nr. 8 vinden diverse gereedschappen, boormachines, zaagmachines, hamers, schroevendraaiers, zagen, spijkers en schroeven in alle maten, tuinslangen, emmers. Qua wapen is vooral een set spijkerpistolen waardevol. Daarmee kunnen we een tegenstander onschadelijk maken. In ruimte nr. 10 vinden we twee aggregaten en een groot aantal blikken dieselolie. Hiermee kunnen we elektriciteit genereren. We zijn verrukt! En dan komt nog de vondst in de laatste ruimte, hier liggen tal van dozen gevuld met gascilinders. Het kost ons even voor we door hebben waar die voor dienen. Een deel van de cilinders zijn gevuld met een bijtend gas. Dit verklaart ook de voorraad gasmaskers die we in een aantal dozen vinden. Een ander deel van de cilinders blijkt om sirenes te gaan. Ik durf niet op de aan-knop te drukken. Maar even later ontdek ik een doos die gevuld is met oordoppen. Die liggen hier niet voor niets! Ik zeg tegen de oudere man en mijn moeder dat ik de sirene wil uitproberen, en dat ze het beste zich even kunnen terugtrekken in de gang. Mijn moeder haalt haar schouders op, en zegt Als je dat zo graag wilt… en loopt de ruimte uit, de man loopt achter haar aan. Ik sluit de deur, doe twee oordoppen in, druk op de knop, en hoor meteen een knetterhard geloei. Ik laat de knop onmiddellijk los.

Een paar uur later zitten we met de eerdere groep om het vuur in de vergaderruimte. We vertellen de anderen wat we ontdekt hebben in de ‘verboden ruimtes’, en overleggen hoe we onze vondsten kunnen gaan gebruiken. De sarcast neemt het woord:

“Nou, laat maar eens zien met welke fantastische wapens we zowel de rovers als de Auros Nomit gaan bestrijden en verslaan.”

“Ced, kun je je alsjeblieft even gedeisd houden, aan dit soort sarcastisch commentaar komen we geen steek verder,” zegt mijn moeder.

Voordat Ced kan reageren neemt de oudere man het woord: “We moeten eerst een inventarisatie maken, niet alleen van de middelen die we nu hebben, maar ook van wat we willen bereiken. Wat zijn onze doelen? Wie kan met welke gereedschappen omgaan?”

“Ik ben het helemaal met je eens, Manu,” valt mijn moeder de oudere man bij, “ik stel voor dat ik samen met Manu en Ana een lijst ga maken van de inventaris, van onze doelen en van de kennis die in onze gemeenschap aanwezig is. Die kunnen we morgenochtend klaar hebben, daarna gaan we die lijst met elkaar bespreken. Is iedereen hiermee akkoord?”

Iedereen kon zich, na nog wat gesteggel, uiteindelijk in het plan vinden. Manu, mijn moeder en ik trokken ons terug in de woonruimte van mijn moeder. We besloten dat we eerst ieder een eigen lijst zouden maken, en daarna de lijsten naast elkaar te leggen, om er één gezamenlijke lijst van te maken. Ik pakte een pen en een kladblok die we in een van de ruimtes hadden gevonden, ging met mijn rug tegen de muur op mijn bed zitten, en maakte mijn lijst.

De volgende ochtend waren we, op basis van onze eigen ideeën, en na de nodige discussie, tot de volgende lijst gekomen:
— Doelen: het in kaart brengen van onze directe omgeving van het Labyrint; het vinden van voorraden en middelen om te overleven.
— Inventarisatie: van met name de voedsel- en energievoorraden, maar ook de overige zaken als stoffen, leer, en wat nog meer nodig is voor het maken en repareren van kledij; verder: de gevonden gereedschappen, meubelstukken, brandstof (diesel, gas, kaarsen), en zaken als meubels;
— Energievoorziening: uitzoeken hoe de beide aggregaten werken, en voor hoelang we diesel hebben om de energie op te wekken; welke apparaten hebben wij tot onze beschikking om die elektriciteit voor te gebruiken; we hebben lampen gevonden, en gereedschappen zoals een boormachine, zaagmachine, een spijkerpistool, een radio, en een computer; en we hebben enkele accu’s gevonden, handig om mee te nemen op onze tochten.
— Wapens: sirenes, traangasflessen en spijkerpistolen. Verder messen. We zouden bogen kunnen maken, dan moeten we wel boogschutters opleiden. Wie kan dat?
— Uitzoeken: hoe de computer, de radio en andere apparaten werken; wie heeft technisch talent?
— Wapentraining: wie kan goed met wapens omgaan?
— Vragen: hoe zullen we omgaan met de roversclan? Een handelsovereenkomst sluiten, of zoveel mogelijk negeren? Welke plekken willen we het eerst onderzoeken, de plek bij het blauwe licht waar het dode meisje ligt (als ze niet is weggehaald tenminste)? Wie gaan de tochten ondernemen? Voorstel: Pasfamin Seo, Manu Orede, Ana Seo en een sterke, jonge man of vrouw, die een goede boogschutter is.
— Een vergaderstructuur opstellen, hiertoe ondermeer een voorzitter en een secretaris benoemen; voorstel: Pasfamin Seo: voorzitter, Manu Orede: secretaris, Ced Sarast: beheerder.

Na twee uur vergaderen met de hele groep, werden de volgende besluiten genomen: de vergaderstructuur zou worden uitgewerkt, de voorstellen van het voorlopige bestuur werden aangenomen onder de titel ‘voorlopig’; wanneer de structuur was uitgewerkt en aanvaard, dan zou het bestuur daadwerkelijk worden benoemd. Een jongeman, genaamd Jan Megon, werd voorgedragen als boogschutter, hij bleek zelf al een boog gefarbiceerd te hebben, en had duidelijk aanleg voor dit wapen. Hij zou ook meegaan met de ontdekkingstocht, de genoemde drie uit het voorstel zouden met hem, en nog een jonge vrouw met Aziatische roots, Juve Worong, die zeer bekwaam was in diverse vechtsporten, het onderzoeksteam vormen.

Twee dagen later gaan we met ons vijven op weg naar de plek met het blauwe licht. We hebben allemaal een rugzak met voedsel, drank en wapens. Manu is tevens onze gids, hij heeft van ons het meeste van het Labyrint gezien.

Na een tijdje door gangen en grotere of kleinere zalen gelopen te hebben, krijg ik het gevoel dat we een andere route nemen dan die ik had genomen om uiteindelijk bij de ruïne te komen. Wanneer ik Manu hiernaar vraag zegt hij:

“Dat zou heel goed kunnen, ik neem gewoon de kortste route vanaf onze plek.”

“Misschien is de plek waar we nu naartoe gaan dan wel een andere plek?”

“Voor zover ik weet is er maar één plek met een dergelijk intens licht.”

Als hij mijn twijfel bespeurt, voegt hij eraan toe dat we de plek wellicht uit een andere richting benaderen. “Het maakt allemaal niet uit, we komen echt uit bij dat blauwe, intense licht dat jij hebt gezien, dat kan gewoon niet anders.”

Manu haalt een vreemde bril uit zijn zak, eentje met bijna zwarte glazen. “Deze heb ik gevonden in een van de verboden ruimtes. Ik heb er drie meegenomen voor onze inspectietocht, omdat ik wist dat we zonder deze brillen niet in dat licht kunnen kijken. Het vinden van de dode vrouw, als zij daar tenminste nog ligt, is niet het enige doel van deze tocht. Ik wil weten waardoor dat licht veroorzaakt wordt.” Hij geeft de bril aan mij. “Houd hem maar bij je.”

Inmiddels zijn we met een lift een stuk omlaag gegaan in het Labyrint. We komen wederom uit in een lange, donkere gang. Manu haalt twee zaklampen uit zijn rugzak en geeft er een aan mijn moeder. In het schijnsel van de lampen banen we ons een weg door de gang, die bezaaid is met stenen. Aan het einde van de gang komen we in een klein halletje, waar twee andere gangen op uitkomen. Ik loop een van de gangen in en kijk verbaasd naar het tafereel voor mij: het korte gangetje komt uit op een smal ondergronds kanaal. Voor mij ligt een platte schuit met aan het vooreinde een touw dat onder het wateroppervlak verdwijnt. Op de schuit zit een zwarte kat, die mij intens aankijkt.

“Dat touw trekt de schuit naar het einde van het kanaal,” zegt Manu. “Wat die kat daar doet weet ik niet.”

Hij lijkt op de kat die ik eerder heb gezien, maar zeker weten doe ik dit niet. Zijn blik maakt dat ik zeg dat ik samen met die kat het kanaal wil afvaren. Mijn moeder antwoordt dat we bij elkaar moeten blijven.