Labyrint-Ana[10a]

Labyrint-Ana[10a]

J. Chr. de Vries

We kijken door het luik naar beneden, maar er is geen spoor van een lichaam. We zien wel enkele donkere plekken, maar het blauwe licht maakt het onmogelijk de kleur daarvan te bepalen. Het zou opgedroogd bloed kunnen zijn, maar net zo goed iets anders. We besluiten dat we een verdieping naar beneden moeten gaan, om de plaats delict beter te kunnen onderzoeken.

“Je sprak net over een ‘plaats delict’,” zei Manu, “maar weet je zeker dat er een misdrijf in het spel is?”

“Nee,” antwoord ik, “dat weet ik niet zeker, het kan een ongeluk geweest zijn, misschien heeft ze dat luik niet gezien.”

“Het was de Auros Nomit,” zegt Jan, “dat weet ik zeker.” Hij steekt zijn boog in de lucht, en zwaait ermee.

“Ik betwijfel of het dat monster is,” zegt Manu, “maar laten we niet op ons onderzoek vooruit lopen. Meten is weten!”

We nemen een lift omlaag, en komen in de donkere cilindervormige ruimte, waar ik eerder in rondgelopen heb, maar uiteindelijk niet verder richting het blauwe licht ben gegaan, omdat dat licht te intens was. Nu hebben we goede donkere zonnebrillen, dat maakt een groot verschil met die geïmproviseerde nep-brik die ik toen had. Bij de plek waar de jonge vrouw lag bukken we ons om de vloer te bestuderen. Het vocht zou inderdaad bloed kunnen zijn, maar echt zeker weten doen we dit niet.

Opeens horen we vanuit de richting van het blauwe licht, verweg, een zacht geruis. Het komt snel naderbij. “Wegwezen!” roep ik.

We hollen terug naar de lift en verstoppen ons, om te kijken waardoor dat inmiddels niet meer zo zachte geruis veroorzaakt wordt. Na een minuut of twee zien we een androïde op een segway tevoorschijn komen. Hij stopt bij de ‘plaats delict’.