Labyrint-Ana[11e]
— J. Chr. de Vries
“Ana, ben je hier?” klikt Ari’s stem opeens, ik verstijf, en blijf met mijn rug tegen de celmuur op bed zitten.
Opeens zie ik het bezorgde gezicht van Ari bij de tralies verschijnen, ik druk mij nog steviger tegen de muur aan. Dan zegt hij: “Ana! Gelukkig, daar ben je. Ik maakte mij zo ongerust! Ik kom je bevrijden, ik heb hulp meegenomen.”
Wat heeft dit te betekenen? “Hoezo bevrijden? Eerst zet jij mij hier gevangen, en dan kom je mij nu zogenaamd bevrijden?”
“Wat is dat nou voor onzin? Hoe kom je erbij dat ik jou hier gevangen heb gezet? Wat is er met je aan de hand? Ik kom je bevrijden.” Ari lijkt mij oprecht verbaasd aan te kijken, begrijpt hij het echt niet?
“Jij hebt mij ontvoerd! Ik hoorde heel duidelijk je stem toen je mij heel hard in mijn nek vastgreep. Je pakte mij zo hard beet dat ik mijn bewustzijn kwijtraakte. Ik kwam in deze cel weer bij kennis. Geen idee hoe lang al, ik heb hier ieder gevoel van tijd verloren. Dus je hebt mij wel iets uit te leggen!” zeg ik kwaad.
Ari heft bezwerend zijn armen omhoog. “Ik kan het je inderdaad uitleggen, het is totaal anders dan je denkt.” Hij wenkt naar iemand, die ergens buiten beeld staat, en zegt: “Mag ik je voorstellen aan Anrid, een bevriende androïde. Andrid, zeg eens wat tegen Ana.” Ik deins terug als de bot Anrid tevoorschijn komt, maar de bot zet zijn meest vriendelijke glimlach op.
“Hallo Ana, ik ben Anrid, je hoeft niet bang voor mij te zijn.” Ik hoor de robot met Ari’s stem spreken!
Langzaam dringt tot mij door wat mij overkomen zou kunnen zijn, maar ik ben nog niet meteen volledig overtuigd. Ik richt mij op Ari: “Je zegt dus dat het een androïde was die mij heeft ontvoerd, en dat die mij bewust met jouw stem in verwarring heeft gebracht. Maar waarom zou een dergelijke robot, die mij dus totaal niet kent, en jou ook niet naar ik aanneem, althans, dat mag ik hopen… waarom zou zo’n robot dat doen? Dat zou toch volkomen idioot zijn?”
Anrid geeft antwoord: “Laten we het eerst over de techniek hebben, ik kan iedere stem gebruiken die ik wil.” Hij spreekt met mijn stem, maar gaat in het vervolg verrassenderwijs over op die van Morgan Freeman: “Dit is bijvoorbeeld de stem die Ari prefereert als ik met hem spreek. Het moge duidelijk zijn dat dit voor ons androïdes een fluitje van een cent is. Dan nu de mogelijke reden hiervoor. Dat is een lang verhaal, maar kort gezegd: er is hier een complexe oorlog aan de gang, waarin zowel jij als Ari op de een of andere manier een rol in spelen. Jullie hebben hier geen idee van, en dat is een bewuste keuze geweest van de meesters die jullie in dit spektakel hebben losgelaten. Ik ken ook de reden niet, maar ik weet wel dat jullie inbreng van groot belang is, voor een van de betrokken partijen. Wat ons op dit moment te doen staat is ons zo snel mogelijk terug te trekken naar een veilige plek, de toestand analyseren en bekijken wat ons te doen staat. Ten eerste moeten wij ervoor zorgen dat jullie geheugen hersteld wordt.”
Anrid heeft het over ‘meesters’. Bedoelt hij daar mensen mee? En betekent dit dan dat hij de mensen als van een hogere orde beschouwt? Ik merk dat ik geen idee heb wat ik van deze robotten moet vinden, en vertrouwen doe ik ze in het geheel niet. Hoe zelfstandig denkt hij eigenlijk? Natuurlijk hij denkt supersnel, kan van alles en nog wat via zijn technische brein manipuleren, maar betekent dit dat hij het geheel kan overzien. Op het niveau van de moraal met name.
“Wat wil je van mij?” vraag ik aan Anrid. “Wat is jouw belang in het mij bevrijden van — laten we wel wezen — je soortgenoten? Wat…” — en nu kijk ik Ari aan, die ik nog niet helemaal vertrouw — “is jullie relatie precies? Waar kennen jullie beiden elkaar van? Ik ben, als ik jouw verhaal moet geloven, door een androïde gevangen genomen, en nu word ik door een soortgenoot daarvan bevrijd. En, hoe krijgen jullie mij deze cel eigenlijk uit, want die is echt hermetisch gesloten.”
De androïde pakt een apparaat uit zijn tas, drukt op enkele knoppen, en de celdeur schuift open. Ik loop naar buiten.
“Laten we gaan,” zegt Anrid, “op onze thuisbasis kunnen we alles verder bespreken. Maar als we hier blijven lopen we gevaar.”
“Ho!’ roep ik. “We moeten Cleo ook meenemen, zij zit hiernaast gevangen. Ze is een slachtoffer van een of andere priester-clan die haar wilde offeren! Pak dat apparaat van je, Anrid, druk op de nodige knoppen, dan kan zij met ons mee.”
“Nee,” zegt Anrid beslist, “zij is vermoedelijk een spionne die achter de verblijfplaats van onze thuisbasis wil komen. Zij blijft hier.”
Cleo begint te huilen, ze loopt naar de tralies, steekt haar beide handen erdoor en smeekt: “Ana, neem me mee, alsjeblieft!”
“Rustig maar Cleo, natuurlijk nemen wij je mee!” Ik kijk de androïde aan: “Natuurlijk is zij geen spionne, ze gaat mee.”
Anrid is onverbiddelijk: “We kunnen het risico niet nemen, spionne of niet, ze blijft hier. Ze kan ons in gevaar brengen.”
Ik ben vast van plan Cleo niet aan haar lot over te laten, dus ik zeg: “Als zij niet meemag, dan ga ik ook niet mee. Open haar cel, dan neem ik haar wel mee, en kunnen jullie je eigen weg gaan.”
Daar is de stijfkoppige Ana weer die ik ken. Natuurlijk zal ik Ana niet aan haar lot overlaten, dus vraag ik Anrid: “Wat is dat gevaar? Het is gewoon een bang meisje, ik ben het met Ana eens. Laten we haar meenemen.”
De androïde schudt zijn hoofd. Hij pakt een apparaatje uit zijn tas, opent de cel en beveelt Cleo voor hem te komen staan. “Houd je armen opzij en je benen wijd.” Hij strijkt met het apparaat langs haar armen, benen, en bovenlijf. Wanneer hij met het apparaat langs een van haar schouders strijkt begint het apparaat te piepen. “Een tracker,” zegt hij, en kijkt ons beiden aan. Daarmee kunnen ze ons volgen en onze thuisbasis opsporen. Die moet eruit, anders mag ze niet mee. Anrid haalt een scherp mes uit zijn tas en beveelt het meisje haar bovenarm te ontbloten. Ze kijkt mij bang aan.
Anrid maakt voorzichtig een snee in haar schouder en wipt de tracker eruit. Daarna druppelt hij ontsmettingsmiddel op de wond, en plakt er een pleister op. Voor de zekerheid gaat hij nog een keer met zijn apparaat langs haar lichaam, maar dit keer blijft het stil. Anrid gooit de tracker in Cleo’s cel, en zegt: “En nu wegwezen hier. We moeten snel zijn.”
We lopen met snelle passen het cellencomplex uit, gaan gangen door, trappen of en af, om uiteindelijk stil te staan bij een lift. “Hiermee gaan we omlaag,” zegt Anrid. “Als we beneden zijn aangekomen, dan blijven jullie in de lift wachten, ik ga eerst de boel verkennen, om er zeker van te zijn dat we niet in een hinderlaag zullen lopen. Als de kust veilig is kom ik jullie ophalen. Wanneer ik langer dan tien minuten wegblijf, ga dan weer met de lift omhoog. Dan zijn jullie op jezelf aangewezen.” Hij pakt een tablet uit zijn tas en geeft die aan Arie. “Hierop staat een plattegrond van dit deel van het Labyrint. Bovendien kun je erop zien of er androïdes rondlopen, dat zie je aan die rode flikkerende lichtjes.” Hij laat Ari zien hoe het tablet werkt en demonstreert bovendien wat hij bedoelt met die flikkerende lichtjes.
Na een minuut of tien komt Anrid weer terug, “Opschieten, snel meekomen!” beveelt hij gehaast. We hollen achter hem aan naar de truck. “Instappen!” commandeert Anrid. Eenmaal binnen sluit hij de deur, loopt snel de bestuurscabine in, start de motor en rijd weg. Ari ga naast Anrid in de cabine zitten. “Ze zitten ons op de hielen,” zegt Anrid, “het wordt kantje boord.”
