Labyrint-Ari[02a]
— J. Chr. de Vries
De trap draait in meerdere wentelingen omhoog, het licht wordt gaandeweg wat sterker. De trap maakt een laatste wenteling, en dan sta ik onnieuw in een grote hal, maar wel een die veel beter verlicht is, uit iets wat een venster lijkt stroomt licht de ruimte in. Zonlicht? Het lijkt mij niet, vanwege de helblauwe kleur. Of zou het toch een venster zijn, en veroorzaakt het glas wellicht die blauwe kleur? Ik kijk of ik dichterbij dat licht kan komen, maar zie zo gauw geen trap, noch een andere opening of deur in de hal. Er staat een grote tafel, midden in de hal, met een drietal eikenhouten stoelen eromheen. Op de tafel ligt een grote bijl. Ik pak hem op en laat hem meteen weer terug op tafel vallen, het ding is veel te zwaar. Daar heb ik niets aan. Wie, of wat, zou die bijl kunnen hanteren? Die Demon? Maar waarom ligt dat ding dan hier? Of is hij hier in de buurt, is dit zijn huiskamer of iets dergelijks. Ik voel een ongerust gevoel in mij opkomen, ik blijf stokstijf stilstaan en luister of ik iets hoor, geschuifel, stappen, ademhaling — Maar het blijft doodstil, op het bonken van mijn hart na. Heeft dat monster goede oren, vraag ik mij verschrikt af. Ik moet hier weg, dat is duidelijk, deze ruimte voelt bedreigend, zonder dat ik precies weet waarom.
Ik loop van de tafel weg, dieper de ruimte in. Nadat ik een twintigtal meter gelopen heb valt mijn oog op een donkere nis. Ik stap de nis binnen en zie de vage omtrek van twee zware metalen deuren. Ik denk na.
Wat zou Ana doen, vraag ik mij af. Normaliter zou ze beide deuren openen, dat weet ik zeker, ze is impulsief, maar nu ben ik er niet zeker van, want achter de deuren kan een groot gevaar verborgen liggen. Ik leg mijn hand op de klink van de linkerdeur, aarzel nog een moment, en trek dan de deur open. Een luchtvlaag veegt langs mijn gezicht, ik ruik een geur die mij aan een natte dweil doet denken. Ik sluit de deur en wil de andere openen, maar die blijkt op slot. Ik stap weer uit de nis, en overweeg om verder door te lopen, maar iets houdt mij tegen. De geur achter die deur is niet erg aanlokkelijk, maar misschien leidt het uiteindelijk wel naar een trap naar boven, naar dat mysterieuze licht. Het is niet alleen deze mogelijkheid die mij doet aarzelen om verder te lopen, ik wil mijn verblijf in deze hal zo kort mogelijk houden. Die geur van verrotting maakt dat ik niet meteen een besluit kan nemen. Ik denk weer aan Ana. Zou zij de deur kiezen, of toch liever verder lopen? Waar is ze?
Opeens hoor ik het geluid van iets of iemand die zich verplaatst — Ana? Of de Demon? Ik probeer de afstand in te schatten, het klinkt alsof het wezen nog tamelijk ver weg is, maar ik heb geen idee hoe snel die Demon, als die het is, zich kan verplaatsen. Ik kijk om mij heen, waar kan ik mij eventueel verschuilen. Of toch verder doorlopen, of de deur door gaan? Het geluid komt nu snel dichterbij, ik hoor zware stappen, dat is zeker niet Ana!


