Labyrint-Ari[03c]

Labyrint-Ari[03c]

J. Chr. de Vries

Als ik door de deur ben gelopen, wacht ik even, ik sluit de deur achter mij, en ga vervolgens aarzelend een korte trap af, die uitkomt op een kleine ruimte. Nadat ik deze ruimte ben binnengelopen stop ik, in de verwachting dat ik dat vreselijke geluid weer zal horen. Maar dat gebeurt niet. Ik wacht een kwartier, misschien langer, maar het blijft doodstil.

Ik ga verder de ruimte in, en kom bij een eikenhouten tafel, met vier stoelen eromheen. Ik neem plaats op een van de stoelen, om na te denken. Ik heb dringend behoefte aan een plan, dat impulsieve, doelloos rondlopen doet mij teveel aan Ana denken. Er dient structuur te komen. Ik moet een route bepalen, proviand vinden, en wapens om mij te verdedigen.

Ik merk dat ik soms een déjà vu ervaar, ik kom dan niet alleen terug in een ruimte waar ik al eerder geweest meen te zijn, maar ik denk en voel ook precies hetzelfde als die vorige keer. Zou dit een effect van het Labyrint zijn? Het moet gezichtsbedrog zijn, maar toch lijkt het of hier een geheimzinnige hand aan het werk is.

Ik wil net deze interessante gedachte verder uitwerken, maar dan hoor ik die vreselijke kreet weer. De richting waar het geluid vandaan komt is is echter lastig te bepalen, omdat de akoestiek van de hal maakt dat het geluid in de rondte zingt. Ik zal de ruimte moeten inspecteren om te kijken waar de bron van het geluid zich bevindt. Maar wil ik dat wel? Is het niet veel slimmer om dat geluid te ontlopen, het klink bepaald onheilspellend! Wegwezen! Ik denk even na.

Juist, slimmerd! Dan moet je dus juist wel eerst bepalen waar het geluid vandaan komt, en dan linea recta de andere kant oplopen, en wel met gezwinde spoed! Daar is geen speld tussen te krijgen. Dus sta ik op van mijn stoel.

Ik loop in een willekeurige richting, voortdurend luisterend of het geluid sterker wordt. Ik krijg een briljant idee! Ik moet in cirkels gaan lopen, dan kan ik horen of het geluid sterker wordt, of juist niet. En precies op dat moment houdt het schreeuwen op. Doodse stilte. De kunstenaar aan het werk, het blijft tobben. Ik loop weer naar de tafel en ga op een van de stoelen zitten wachten tot het weer begint. Dit proces herhaalt zich, met soms langere, soms kortere stiltes.

Uiteindelijk weet ik zo steeds dichter bij de bron van het gekrijs te komen: een luik ergens boven in het plafond. Ik kijk omhoog, hoor het gekrijs, maar zie verder niets. Wegwezen! denk ik, en ik maak rechtsomkeert. Ik heb nog geen vijf passen gelopen, of ik hoor een vreselijke kreet, gevolgd door een enorme klap. Als ik verschrikt omkijk zie ik een gedaante op de vloer liggen, recht onder het luik. Boven, in de ruimte van het luik, beweegt iets, maar ik kan niet zien wat, of wie, het is. De gedaante beweegt zich niet, en maakt ook geen geluid. Ik voel geen enkele aandrang de gedaante aan een nader onderzoek te werpen, wegwezen! is nog steeds het devies. Ik zet het op een lopen.

Ik sta opeens voor een splitsing: twee trappen die omhoog leiden, vlak naast elkaar. Ik kies willekeurig een van de trappen.