Labyrint-Ari[03d]
— J. Chr. de Vries
Ik loop behoedzaam naar het gat waar het geheimzinnige licht uit komt. Ik betreur nogmaals dat ik geen naar aandacht hunkerende ijdeltuit ben met een zonnebril in zijn haar. Ik probeer door de vingers van mijn handen voorzichtig in het gat te kijken, maar het licht is veel te intens. Ik kijk om mij heen of er wellicht een of andere route te vinden is die naar beneden leidt, zodat ik de bron van dat licht kan ontdekken. Maar ik zie zo gauw niets.
Ik loop verder de ruimte in, en denk intussen na over de strategie die ik aan het volgen ben: het achterhalen van de oorsprong van het blauwe licht. Waarop is die strategie eigenlijk gebasserd? Op de gedachte dat die tot de uitgang van het Labyrint leidt? Waarom zou dat het geval zijn, kan ik niet beter direct die uitgang proberen te vinden? Maar iets knaagt er in mij, intuïtie? Dat licht lijkt te werken als een magneet. De vraag is of dat goed is.
Terwijl ik loop, op zoek naar iets dat naar beneden leidt, merk ik dat ik soms een déjà vu ervaar, ik kom dan niet alleen terug in een ruimte waar ik al eerder geweest meen te zijn, maar ik denk en voel ook precies hetzelfde als die vorige keer. Zou dit een effect van het Labyrint zijn? Het moet gezichtsbedrog zijn, maar toch lijkt het of hier een geheimzinnige hand aan het werk is. Zou dat iets met dat blauwe licht te maken hebben?
Opeens sta ik voor een tweetal trappen, die beide naar beneden lijken te gaan, welke komt mogelijk bij dat licht uit?


