Labyrint-Ari[04c]

Labyrint-Ari[04c]

J. Chr. de Vries

Meteen nadat ik de gang links ben ingegaan word ik gedwongen direct rechts af te slaan, rechtdoor gaan loopt dood, zoals ik zie. Ik heb geen tijd om te checken of zich daar wellicht nog een geheime doorgang of deur bevindt, want de Demon zou zomaar terug naar die deur kunnen gaan om die in te beuken. Ik wil zo ver mogelijk van hem vandaan zien te komen. Nadat ik dus rechtsaf ben geslagen kronkelt de gang nog enkele malen links- en rechtsom, om uiteindelijk in een kleine ruimte uit te komen. Er staat, enigszins tot mijn verbazing, een metalen tafel met enkele klapstoeltjes eromheen. Op de tafel, en dat is de eigenlijke oorzaak van mijn verbazing, staan enkele stenen bekers. Een ervan is half gevuld met water, althans, dat vermoed ik. Ik durf er niet van te drinken, hoewel ik wel dorst heb. Maar ik heb zelf nog een restant water in mijn veldfles, waar ik zo min mogelijk gebruik van maak. Wie bewaart die heeft wat!

Opeens zie ik een schaduw bewegen, te klein voor dat monster, te groot voor een beest. Zou het een ander mens kunnen zijn, die ook gevangen zit in dit labyrint? Ik aarzel om contact te maken, ik weeg mijn opties af. Het zou een lotgenoot kunnen zijn, maar ook een vijandig wezen, een soort ‘concurrent‘ laten we zeggen, qua water en voedsel. Ana kan het niet zijn, die zou meteen naar mij toe zijn gekomen. Die bekers horen vermoedelijk bij die ‘schaduw’, wellicht is die bang voor mij. Opeens hoor ik snelle, zachte voetstappen, de schaduw is verdwenen. Ik aarzel geen moment, en ga erachteraan.

Aan het einde van de ruimte kom ik bij de ingang van een smalle gang, in de verte schijnt een geel, flakkerend licht, wat duidt op toortsen. Als ik de gang uitloop betreed ik een kleine hal, met inderdaad brandende toortsen aan de muren. Van de ‘schaduw’ is geen spoor te bekennen. De zaal heeft, behalve de gang waar ik net uit ben gekomen, nog twee uitgangen, een in verste linker hoek van de zaal, en een aan de rechterkant. Ook hier staat een tafel, met enkele klapstoeltjes. Zonder bekers echter. Ik ga op een van de stoelen zitten, op goed geluk die andere gangen inrennen heeft geen zin. Ik luister nog wel even bij die ingangen of ik iets kan horen, maar het is doodstil in beide gangen. Ook komt er geen enkel geluid uit de gang waar ik net uit kwam lopen, dus van die Demon ben ik voorlopig verlost. Hoop ik, in ieder geval. Ik ga weer aan de tafel zitten, om na te denken.

Het goede nieuws is dat er ergens in het Labyrint water is te vinden. Misschien moet dat nu prioriteit hebben. Als er hier ergens nog meer mensen rondlopen, dan kom ik die vanzelf een keer tegen. Vermoedelijk bij die waterbron. Een kraan?

Ana vinden, dat heeft ook prioriteit! Dit in ons eentje ronddolen slaat helemaal nergens op. Ik heb nu twee opties, de linker- en de rechtergang. Wacht, er is uiteraard nog een derde optie: de gang terug. Maar daar voel ik nu niet voor, want dat is in de richting van de Demon. Ik neem nu toch een slok water. Dan sta ik op.