Labyrint-Ari[05b]
— J. Chr. de Vries
Wanneer ik de trap heb beklommen kom ik op een platform van exact zeven flinke passen lang en breed. Negenenveertig vierkante meter. Voorwaar! Een heilig getal! Waar ik verder helemaal niets aan heb, want het loopt hier dood. De plek is overigens zeer de moeite waard, buitengewoon verrassend en een bron voor vele vragen. De bovenkant van de ruimte bestaat geheel uit glas, de bovenkant van twee van de zijwanden eveneens, maar pas vanaf manshoogte. Ik kan er net doorheen kijken, maar ik kan de bodem van de ruimte eronder niet zien. Ik kijk in een zwartblauwe hemel, bezaaid met sterren. Dat verklaart het blauwe licht. Maar het verklaart niet hoe dit binnenin het Labyrint kan bestaan. Of zou dit het dak van het Labyrint zijn?
Hmm, dat zou uiteraard mogelijk zijn, waarom zou een labyrint geen doorzichtig dak kunnen hebben? Toch is er iets geheimzinnings aan die zwartblauwe hemel. Het blauwe licht, dat hier kennelijk door veroorzaakt wordt, stopt nooit met schijnen. Alsof het hier 24/7 nacht is. Of mankeert er iets aan mijn tijdsbeleving. Ik heb niet de beschikking over een horloge. Aan mijn lijf geen plonaise! Ringen, kettingen, armbanden, stropdassen… ik gruw ervan. Bij mijzelf dan hè, bij Ana vind ik het wel mooi. Vooral die armband om haar enkel — oef, ik krijg het er warm van als ik eraan denk. Ze is een buitengewoon knappe vrouw!
Ik loop de trap weer af. Moet ik hier nog een keer naar teruggaan om te kijken of het hier ook dag kan zijn? Misschien. Ik kan wellicht ook op andere plekken kijken of er een afwisseling is tussen dan en nacht.
