Labyrint-Ari[05o]
— J. Chr. de Vries
De hond heeft er flink de pas in gezet, ik moet flink aanpoten om hem bij te blijven, ik moet wel, ik mag hem niet uit het oog verliezen, hij is niet vijandig naar mij, ook niet vriendelijk, hij vindt mij gewoon irrelevant. Ik ben benieuwd waar hij ons naartoe brengt, hopelijk naar iets te eten wat niet alleen geschikt is voor honden.
Na een aantal gangen doorgelopen te zijn komen we tot mijn stomme verbazing terecht in een verlaten keuken. De wanden bestaan uit smerige, witte tegels, de keuken heeft betere tijden gekend. Ik zie aan de achterste wand allerlei keukengerei hangen, zoals opscheplepels, messen, en tangen, en verder een grote hoeveelheid borden, pannen en glazen, opgestapeld op enkele rekken. Er branden enkele neonlampen. Ik ben benieuwd wie de elektriciteitsrekening betaalt… Verder staan er enkele eenvoudige tafels en met klapstoelen eromheen. En er is een kraan!
De hond is midden in de keuken blijven staan, en kijkt mij vragend aan. Nu wel! Wacht! Ik begrijp het, hij wil eten, maar kan het zelf niet pakken, dus moet ik dit voor hem regelen. Daarom vond hij het niet erg dat ik hem volgde. Het baasje zorgt voor voedsel. Terwijl ik de keuken ga inspecteren op etenswaren loopt het beest trouw achter mij aan. Ik ruk lukraak wat kasten en lades open, maar vind niets bruikbaars. Dan loopt hij weg en begint te blaffen. Hij staat voor een koelkast. Ik loop ernaar toe, en ben jaloers op zijn neus. Er staan diverse plastic doosjes met etenswaar, zoals kaas, vis en vlees, maar ook groentes, tomaten, champignons, ketchup! en een komkommer. Wie regelt dit allemaal?
Ik pak wat spullen en zet ze op een tafel. In een kast vind ik een stapel blikjes net bonen, erwten, tonijn, en soep. Verder staan er nog enkele pakken rijst en pasta. “Ari gaat koken!” zeg ik hardop tegen de hond.
De pannen zijn te vies om aan te raken, terwijl de hond luid ongeduldig blaffend naast mij staat, pak ik een paar pannen, een afwasborstel en wat zeep, om de ergste schimmel en etensresten uit de pannen te wassen. De hond vindt het helemaal niks, en begint aan mijn broek te trekken. “Oké Cerby,” zeg ik, en ik pak een metalen kom die er niet te vies uitziet, maak een blik tonijn open, en geef de hond zijn maaltijd. Hij gromt tevreden en schrokt de kom binnen de kortste keren helemaal leeg, daarna komt hij weer naast mij staan, en kijkt mij heel zielig aan.
Ik slaak een zucht, en maak een nieuw blik tonijn open, en een blik bonen. Als de hond de kom weer snel heeft verorberd en opnieuw smekend naast mij staat, hef ik mijn hand en zeg “Af! Nu even wachten, het baasje moet ook eten.” Hij schijnt het te begrijpen, want gaat vlak naast mij liggen, en wacht geduldig af wat komen gaat.
Nadat ik de pannen heb afgewassen en een flinke maaltijd heb gemaakt, ook voor de hond, die me daarbij dankbaar aankeek, ga ik op zoek naar iets anders te drinken dan water. Het geluk is met mij, in een van de kasten vind ik een fles wodka. “Tijd om een goed plan te maken,” zeg ik tegen Cerby. Hij kijkt mij instemmend aan.
‘Er zijn twee soorten vrouwen, katten en honden,’ heb ik ooit tegen Ana gezegd. ‘En ik ben niet voor de poes!’ had zij mij toegebeten. ‘Jij bent inderdaad een kat,’ zei ik. ‘Dan ben jij een hond!’ Ik heb geprobeerd uit te leggen dat het met mannen anders ligt, dat zijn prinsen of boeren. Ik ben een boer. Was uiteraard aan dovemansoren besteed.
Ik maak een inspectietocht door de keuken, en de directe ruimte ernaast. Om te kijken hoe ik verder zal gaan. Deze plek wordt dan mijn kamp, eten en drank, een prima plek om als basis te gebruiken. Ik vind in een van de keukenkasten een pot verf en een kwast, die kan ik mooi gebruiken om mijn routes aan te geven, en de weg terug naar mijn basiskamp te vinden. Cerby liep de hele tijd als een hondje achter mij aan, het is duidelijk wie hier de alpha is. Ik vind het een geruststellend idee om hem als mijn begeleider te hebben, met die neus van hem weet hij veel eerder dan ik of er ergens gevaar dreigt. Het enig wat ik nog moet doen is het maken van een wapen om mij eventueel te verdedigen. In ieder geval zijn er grote, sterke messen in de keuken.
Ik vind twee andere uitgangen, naast de gang waar ik met Cerby door ben gelopen een lift, en achter de keuken een trappenhuis. De lift gaat zo te zien omlaag, het trappenhuis naar beneden. Ik besluit de nacht in de keuken door te brengen, en zal morgen kijken welke kant ik zal opgaan. Ik hoop, en vermoed, dat Cerby mij wel zal volgen.


