Labyrint-Ari[07c]
— J. Chr. de Vries
Nadat ik snel de trap op ben gerend en de deur heb geopend, kijk ik nog even om naar de deur van het kantoortje. De persoon is nog niet de kantine in gelopen, ik blijf in de deuropening staan om nog even te wachten of die man tevoorschijn komt — als het tenminste een man is, maar ik heb nog geen enkele vrouw gezien op mijn tocht. Wanneer ik voetstappen hoor die in de richting van de kantine komen, ga ik achter de deur staan, die ik op een kier open laat staan. Het is inderdaad een man, zeker geen androïde, met een soort kapiteinsuniform, ik zie van die strepen op zijn schouder. Wat die precies betekenen weet ik niet, maar dat het geen gewone matroos is lijkt mij duidelijk. Opeens kijkt hij omhoog, in de richting van de deur waar ik achter sta. Heeft hij mij gezien? Dat ga ik niet afwachten, ik sluit de deur en loop snel de gang uit waarin ik terecht ben gekomen. Aan het einde van de gang kom ik uit bij een trap, die loop ik snel af naar een nieuwe gang een verdieping lager. Gelukkig kom ik niemand tegen. In de gang bevinden zich om de oaarf meter aan weerskanten deuren. Slaapvertrekken? Ik durf die deuren niet te openen, geen idee wie daar zich mogelijk bevindt. Bovendien hoor ik in de gang bovenaan de trap waar ik net ben afgelopen voetstappen. Zou die kapitein mij gevolgd zijn? Ik haast mij de gang uit, en kom uit bij twee trappen, een die omhoog leidt, en een die verder omlaag gaat. Ik besluit de trap omlaag te nemen.
