Labyrint-Ari[09e]
— J. Chr. de Vries
Ik meen de stem van Ana te horen, die valse verraadster. ‘Hallo’ roepen, terwijl zij mij in deze klote-cel heeft opgesloten, waarvoor is dat, een vorm van wraak? Maar waarom, wat heb ik haar in hemelsnaam aangedaan? Waarom speelt ze dit spelletje?
“Hallo, wie bent u?” klinkt het weer, het is overduidelijk de stem van Ana.
“Houd op met die spelletjes!” roep ik.
“Ari, ben jij hier ook? Wat bedoel je, wat voor spelletjes? Ik zit hier gevangen, en dat heb jij mij geflikt!”
Ana klinkt boos, wat bedoelt ze, hoezo zit zij gevangen? Ik zit hier gevangen, en dat heeft zij mij overduidelijk geflikt!
“Houd je maar niet van de domme, je weet precies waar ik het over heb!” Denkt ze dat ik gek ben?
“Nee!” zegt ze boos, “ik heb geen idee waar je het over hebt. Wat ik echter wél weet is dat jij mij hier in deze cel hebt gedeponeerd!” ‘Gedeponeerd’, wat een merkwaardige, zakelijke omschrijving, alsof ze voor mij slechts een object is.
“Dat is een vuige omkering van de feiten. Jij hebt mij hier, in deze cel, ‘gedeponeerd’, om jouiw woorden te gebruiken.”
“Over ‘omkering van de feiten’ gesproken, jij bent het die mij keihard in mijn nek hebt gegrepen en hierheen heeft ontvoerd.”
Dit is toch niet te geloven, zij keert alles gewoon om, wat een kinderachtige spelletjes! Of zit er iets anders achter?
Ik moet het anders aanpakken, anders blijven we in cirkeltjes draaien. “Ontken je dat je mij in mijn nek hebt gegrepen?”
“Moet je luisteren Ari, ik heb je heel duidelijk tegen mij horen spreken toen je mij in mijn hard nek greep.”
Wat is hier in godsnaam aan de hand, is die vrouw eigenlijk Ana wel? Of word ik hier voor de gek gehouden, maar door wie dan, en om welke reden? Laat ik niet vergeten dat ik mij niets herinner over het hoe en waarom van dit verblijf in het Labyrint. Misschien is het wel een valstrik. Maar nog steeds: door wie en waarom?
“Als jij Ana bent, hoe kan ik dan weten dat jij het bent? Ik begin daar nu sterk aan te twijfelen.”
“En als jij Ari bent, hoe kan ik dan weten dat jij het bent? Ik twijfel daar nu zeer sterk aan.”
De cirkeltjes gaan onverdroten door. Dit schiet echt niet op. Het probleem is dat ik mij niets meer over haar, en dus over ons, kan herinneren. Dat verdomde geheugen! Hoe kan ik dit doorbreken, ik moet haar op de een of andere manier confronteren met iets, wat alleen echt van haar is, iets wat alleen zij kan weten. Het enige wat ik over haar weet is die impulsieve, niet te stuiten dadendrang. Als ik mij dit tenminste correct herinner. Want ook dat kan gemanipuleerd zijn. Met die mogelijkheid moet ik rekening houden, dat er iets of iemand achter deze merkwaardige geschiedenis zit. Een complot wellicht.
“Je beweert dus dat ik jou in je nek heb gegrepen, en vervolgens in de cel gedeponeerd. Is dat niet een te sterk staaltje? Hoe zou ik dat vanuit fysiek oogpunt voor elkaar hebben kunnen krijgen?” Ana slaat een ander zijpad in.
“Misschien had je hulp? Er lopen hier van robots rond, misschien hoor je wel bij hen?” Dit leek mij serieus mogelijk.
Ik overwoog mijn hypothese, zou dit werkelijk gebeurd kunnen zijn? Maar dat zou dan inderdaad betekenen dat Ana samenspant met die bots. Of sterker nog, dat zij deel uitmaakt van een of andere macht die mij hier in dit oord heeft gedropt, en bovendien, althans vermoedelijk, mijn geheugen heeft bewerkt, of beter gezegd, gecorrumpeerd. Ik ga op bed zitten, om na te denken.
Hoe meer ik hier over nadenk, hoe aannemelijker mijn hypothese lijkt te zijn. Er lopen hier bots rond, androïden om precies te zijn, en die zijn hier niet voor niets. Zij moeten worden aan gestuurd door mensen — tenminste, we gaan toch niet zover om te denken dat er aliens in het spel zijn. Het Scheermes van Ockham dus. Met andere woorden: Hoe ingewikkelder de theorie, hoe meer kans dat er iets fout aan is. Oké, andere mensen dus, die iets te maken hebben met dit labyrint, die er de macht over hebben, en die om voorlopig onbekende redenen mij hier in deze cel geplaatst hebben. Maar dat is dan weer vreemd, want dat hadden ze meteen kunnen doen, waarom mij eerst los laten in dit oord, en dan later weer gevangen zetten? Of zou het toch complexer zijn, en zijn er meerdere machten in het spel, die elkaar dwarszitten of zelfs bevechten? De ene macht heeft mij in het Labyrint geplaatst, en de andere mij hier gevangen gezet.
Hierop voortbordurend zou een aanvulling op de hypothese kunnen zijn dat ik wellicht bij het ene kamp behoor, en dat ik om die reden door het andere kamp gevangen ben genomen. Maar ik zou uiteraard ook tot een derde kamp kunnen horen.
En hoe zit het dan met Ana? Tot welk kamp behoort zij dan? In ieder geval niet tot het mijne, want anders zou zij mij hier niet gevangen hebben gezet. Om trouw aan Ockham te blijven houd ik de mogelijkheid van een vierde kamp — voorlopig — buiten beschouwing. Het is al complex genoeg. Ik neem enkele slokken water en kijk even voor mij uit.
Ik besluit het over een andere boeg te gooien, en loop weer terug naar de tralies. “Ana, heb jij enig idee wie de meesters, of beheerders zijn van die androïden? Ik neem aan dat het mensen zijn, weet jij iets van hen?”
Het duurt even, maar dan geeft Ana antwoord: “Weet je Ari, ik was enkele vreemde plekken in dit Labyring aan het onderzoeken, daar stuitte ik op die robots, en opeens hoorde ik jou achter mij, werd ik in mijn nek gegrepen, en voordat ik het wist zat ik hier achter de tralies.” Dat was een vreemd verhaal, omdat het erg lijkt op het mijne. Betekent dit dat zij dit weet, en nu dit gebruikt om mij uit te horen? Weet zij dat ik op dat station ben opgepakt? Dat kan toch niet anders, want dáár heb ik haar stem gehoord, en toen ben ik opgepakt.
Nu moet ik haar uit de tent lokken. “Wat deed jij dan bij dat station, waar ik ben opgepakt? Ik heb je stem daar duidelijk gehoord. Wees eens eerlijk, ik weet het, dat is niet jouw sterkste punt, maar het is van groot belang, omdat we anders niet gaan begrijpen in welke situatie we verzeild zijn geraakt. Het is in ons beider belang!”
Haar antwoord is te verachten, gewoon met iets anders doorgaan en de werkelijke vraag omzeilen. “Ik heb geen idee waar je het over hebt, wat voor station? Ik weet van geen station. Maar eerlijk gezegd interesseert het mij dat ook geen zier, die stomme verdachtmakingen van je ben ik meer dan spuugzat. Dat is één van de redenen dat ik mijn eigen weg ben gegaan.” Ik hoor dat ze laaiend op mij is, altijd maar die emoties, en blind zijn voor wat urgent is.
“Je eigen weg gegaan, juist ja, maar nu zitten we hier blijkbaar in hetzelfde pakket, of zie ik dat soms verkeerd?”
“Nou… dat weet ik zonet nog niet. Ik weet wat mij is overkomen, en dat had niks met een station te maken, maar wel met een eigenaardige fabriek met machines die ik nog nooit gezien heb. En daar ben ik door jou opgepakt. Dat zijn de feiten. En jij probeert dat om te draaien, hoe durf je?! Wat is er mis met je?”
Het lijkt mij beter om die emotie te vermijden, en daar niet op in te gaan. “Wat voor machines heb je gezien, kun je die beschrijven? En waren die androïdes daar ook? Bij dat station waar ik werd opgepakt wemelde het ervan.”
“Ja. Zeker, Androïdes. Het zal allemaal wel. Die bots kan ik tot op zekere hoogte nog begrijpen, maar jij?! Jij bent eerlijk gezegd een raadsel. Misschien ben jij ook een androïde? Dat zou mij niet verbazen. De manier van redeneren, je plotselinge verschijnen, alsof het geregisseerd is. Maar, ik ben er nu klaar mee. Morgen verder.” Mij best, ik heb tabak van Ana.
Ik vertrouw Ana niet. En zij mij niet. Waarom niet? Komt dit door onze geschiedenis, dat er teveel is gepasseerd tussen ons? Maar dat is dan vreemd als je bedenkt dat we ons bitterweinig herinneren van ons leven, en dus onze geschiedenis. Nou ja, dat geldt in ieder geval voor mij. Ik weet eigenlijk niet eens of zij vergelijkbare problemen heeft met haar geheugen. Doet dat er eigenlijk iets toe? Stel dat zij die geheugenproblemen ook heeft, dan maakt dat ons in feite lotgenoten.
Een robotwagentje stopt voor de tralies en zet met een grijparm een doos voor het hek, en rijdt vervolgens weer verder. Ik loop naar de tralies en zie dat bij de cel ernaast ook een doos wordt neergezet. Dus Ana zit ook gevangen? Ik open de doos, en haal de inhoud tussen de tralies door. Het is een voedselpakket en twee flessen water.
Hoe dan ook, ik vertrouw Ana niet, en dan is er een slechte basis voor het lotgenootschap. Ik open intussen een van de flessen water en neem een paar slokken. Ik hoor dat Ana de inhoud van haar doos ook in de cel heeft gezet. ‘Proost Ana,’ fluister ik cynisch. Ik moet proberen om haar morgen uit de tent te lokken. Dat ze in de cel naast mij zit wil helemaal niet zeggen dat ik haar kan vertrouwen. Ze kan daar wel opzettelijk zijn geplaatst, als een spionne, om mij uit te horen. Dan zijn die bots op haar hand. Hoe kan ik haar ontmaskeren?
Ik merk dat ik duizelig word, als ik op bed lig, voel ik alles zwart worden, en dan verdwijnt de wereld.
