Het Plotloze Verhaal
— J. Chr. de Vries
‘Het plotloze verhaal bestaat niet, eender welke beschrijving of handeling men op schrift stelt, er is altijd een structuur of een verhaallijn te ontdekken, er zijn handelingen, die altijd in een of ander oorzakelijk verband kunnen worden gebracht, of de schrijver dit nu zo bedoeld heeft of niet,’ zult u mij ongetwijfeld willen tegenwerpen. Ik meen echter dat een plotloos verhaal wel degelijk mogelijk is, bijvoorbeeld wanneer het verhaal louter een beschrijving van de werkelijkheid is, zonder psychologische analyses of geconstrueerde verbanden tussen personen of handelingen, zich afspelend in real time. Het mag dus geen fictie zijn. Dat de lezer dan mogelijk die verbanden wel legt, valt onder diens verantwoordelijkheid, de lezer wordt dan ‘schrijver’. De natuur levert geen plots.
De hieruit voortvloeiende vraag luidt dan: Is er dan sprake van een ‘verhaal’? Met andere woorden: Dient een verhaal per definitie een plot te bevatten? Is een verhaal per definitie fictief? Men zou kunnen stellen dat wat ik een ‘verhaal’ noem in dat geval een ‘beschrijving’ is. Een recept uit een kookboek is dan een beschrijving, en geen verhaal. Maar wat als ik beschrijf hoe ik minitieus dat recept volgend een gerecht bereid? Wanneer er bijvoorbeeld tijdens dat koken iets mislukt, melk kookt over, vlam in de pan, dan wordt het zeker een verhaal, maar krijgt dit verhaal dan een plot? Voor de zekerheid moet het recept vlekkeloos worden uitgevoerd. Kunnen we daarna ook een beschrijving geven van het nuttigen van het gerecht? Alleen als we niets loslaten over hoe het smaakt, lijkt mij. Maar de vraag blijft nog steeds of het dan een verhaal is. Het lijkt eerder een reportage, een verslag.
Laten we dit uitproberen, ik schrijf een minitieus verslag van hoe ik een ei op een specifieke manier kook, met de bedoeling (pretentie) dat dit een echt ‘verhaal’ is — maar zonder plot. Of dit gaat lukken weet ik niet, want het schrijven van de volgende tekst speelt zich af in real time.
Het perfect gekookte ei
Benodigdheden (voor twee personen):
– Twee eieren
– Een kleine steelpan
– Een stopwatch
– Twee eierdopjes
– Twee eierelepeltjes
– Zwarte peper
– Zout
Doe de eieren — voorzichtig, zonder stoten — in de steelpan. Vul de pan zodanig met koud water, dat de eieren zich geheel onder het wateroppervlak bevinden. Breng het water in de steelpan aan de kook. Druk de stopwatch in wanneer het water begint te koken, dat wil zeggen wanneer de eerste luchtbellen verschijnen (niet die hele kleintjes, maar de echte, stevige bubbels!), en haal de eieren na precies 273 seconden van het vuur. Pel de eieren voor de helft af, en doe de eieren in de eierdopjes. Peper en zout naar smaak toevoegen. Eet smakelijk!
Omdat ik wil uitproberen of dat aantal van 273 seconden klopt, besluit ik een proef te doen, door drie eieren te nemen, en die met tussenpozen van 13 seconden vóór, en 13 seconden ná die tijdsduur van 273 seconden, met een eetlepel uit het water te vissen, zodat ik de drie eieren met elkaar kan vergelijken.
Ik doe precies wat er staat, het duurt een aantal minuten, en dan verschijnen er kleine bubbeltjes. Ik weet niet zeker of dit de ‘echte luchtbellen’ zijn, of ‘die hele kleintjes’, maar als ik opeens een paar grotere luchtbellen zie, dan druk ik meteen op mijn stopwatch. (Gewoon een app op mijn mobiel overigens.)
Na precies 260 seconden haal ik voorzichtig het eerste ei uit de pan, en plaats die in het eerste eierdopje. 13 seconden later pak ik het tweede ei, en na weer 13 seconden het laatste ei.
Ik pak de eieren een voor een van het eierdopje, pel de eieren voor de helft, en zet ze weer terug in hun eierdopje. De drie eieren staan in volgorde van de kookduur naast elkaar. Het 260-seconden-ei noem ik nummer 1, het ei van 273 seconden nummer 2, en het laatste ei nummer 3.
Daarna haal ik met het eierlepeltje de bovenste laag van alledrie de eieren, om ze met elkaar te vergelijken. Het eerste eigeel is zacht; het derde eigeel is hard, het tweede eigeel is precies tussen zacht en hard in. Dit is volgens het recept het ‘perfect gekookte’ ei.
Ik proef de drie eieren, in de volgorde 1, 3, en 2. Het eigeel van het eerste ei druipt uit mijn mond, en maakt een vlek op mijn overhemd. Het eigeel van het derde ei brokkelt af, waardoor er stukjes op mijn broek vallen. Het tweede ei glijdt zonder morsen als een zijtje naar binnen.
De test is mijns inziens wetenschappelijk gezien niet waterdicht, de grootte van de pan en het aantal eieren in de pan spelen ongetwijfeld ook een rol, omdat zij de tijdsduur totdat het water kookt mede bepalen. Hoe langer het duurt voordat de eieren gaan koken, hoe minder lang het koken zelf zou moeten duren. Ongetwijfeld gaat dit om seconden-werk, maar toch… En dan heb ik het nog niet eens over waar dit kookproces plaatsvindt, op zeeniveau of hoog in de Alpen, want de luchtdruk bepaalt de kooktemperatuur. Op drieduizend meter hoogte kookt het al bij 90 graden. Maar in ons koude kikkerlandje met een klein steelpannetje werkt de magie van 273 als beloofd.
— § —
Wat zou in dit verhaal de plot zijn? Man test recept voor het perfect koken van een ei. Dat is inderdaad wat er gebeurt, maar is dat een plot? Er is wel sprake van een vraagstuk: Wordt de theorie van de 273 seconden bevestigd of juist niet? Deze kwestie wordt beantwoord.
Aan de andere kant, is het een verhaal? Het morsen van het eigeel lijkt hierop te duiden. In ieder geval overstijgt het hiermee de beschrijving van een recept, of het verslag van de uitvoering daarvan. Maar het is ook een zakelijke beschrijving daarvan, we krijgen niets te lezen over iets van emotionele stress die de ik-figuur ervaren zou kunnen hebben. Er staan alleen vaststellingen; er wordt gemorst — op twee verschillende manieren — of er wordt niet gemorst.
Welnu, Dr. Zeele, hiermee komen wij bij de kern van de opdracht waar u mij om vroeg in het kader van onze therapiesessies. U vroeg mij naar de ‘plot’ van mijn leven, en om die vraag te beantwoorden moest ik eerst nadenken over dat begrip. Misschien heeft mijn leven geen plot, en is er evenmin sprake van een verhaal. Het leven gaat zijn gang, er gebeuren dingen, andere dingen gebeuren juist weer niet — het winnende lot bijvoorbeeld, valt mij nooit ten deel. Dat als een verhaal zien zou je een beslissing kunnen noemen.
Tenslotte: heeft dit opstel een plot? Een bevestigend antwoord betekent wellicht dat dit ook geldt voor mijn leven, waar deze brief deel van uitmaakt. Man doet poging een plotloos verhaal te schrijven om er achter te komen of zijn leven een plot bevat. De kwestie blijft uiteindelijk onbeslist. Is dat een plot?’
Naschrift
De volgende dag ontving ik een reactie van mijn therapeut, Dr. Zeele. (De behandeling vond overigens ruim twintig jaar geleden plaats.)
Geachte heer De Vries,
Hierbij gelieve u een korte reactie op uw opstel te vinden.
Zoals u in uw tekst terecht opmerkt, hangt de kwestie van de plot (en ook het verhaal) af van het perspectief van de beschouwer. De lezer van een verhaal dat mogelijk geen plot heeft, kan daar desalniettemin een plot in ontdekken, of creëren. Hij wordt dan ‘schrijver’, zoals u terecht stelt. Het tegenovergestelde is eveneens mogelijk, een verhaal waarin de schrijver een overduidelijke plot meent te hebben geschapen, kan door de passieve lezer als plotloos worden ervaren.
Aan u de keuze om als lezer of schrijver door het leven te gaan.
Met vriendelijke groeten,
— Dr. Zeele, zenuwarts
Daar kon ik het mee doen. Ik begreep hieruit dat, als ik een plot in mijn leven wilde ontwaren, ik mijn leven moest ‘schrijven’. Het plotloze verhaal dat ik wilde schrijven, zou dan als onderdeel van die plot mogelijk worden. Het schrijven van een plotloos verhaal kan dan een bewuste daad zijn, en daarmee betekenis krijgen. Het zou onverstandig zijn mij afhankelijk te maken van de grillen van de lezer. De lezer neemt wat des lezers is, de schrijver geeft wat des schrijvers is. Vrijheid is keuzes maken.
— Den Haag, 9 april 2020